Georgio
Soros houdt rede in Oblizn
Het heeft Booggodfather Georgio Soros behaagd tijdens een vredesrede in de Kanselarij
van Oblizn het volk zelf op de hoogte te brengen van de laatste vorderingen
van de Boogcoalitie der vredesgenoten in naam van veiligheid en welvaart.
Daarbij was Soros onverwacht openhartig. "Er zijn lieden die mij beschouwen
als opportunist, hoerenloper en gokker? Zij hebben gelijk! Want wie geen kansen
grijpt en een gokje waagt, die zal niet winnen en is de ware dief - van de eigen
voorspoed, van Lari's én die van anderen. In plaats van te onderdrukken,
wat alleen maar geld kost, leggen wij kansen te grijpen voor eenieder die ze
kan krijgen. Kort geleden nog is in dat goede kader een handelsroute met Tómóbec
geopend zodat nu ook in ons deel van het continent tussen de Oceana Panorama
en de Mediterrane rijkdom gebracht kan worden voor eenieder die ertoe doet!"
Soros noemde verder nog
het feit dat de Malafidische vredesmacht geleidelijk wordt vervangen door Tilias-soldaten.
"We kunnen niet voor altijd blijven leunen op van verre afkomstige legers.
Een leger van het eigen volk is beter zodra dat haalbaar is". Ook noemde
Soros een idee om Raneken (Reinhäcken) tot stad van internationaal overleg
te maken, en roemde hij de expeditie van zijn troepen over de enorme rivier
de Sahude en langs de kust naar Painemünde, Preuden en Wäschetonne.
Daar kwamen zij Big Leader Tang-Pharken te hulp tegen plunderende Eluiponkinmilities.
Die milities werden verdrongen richting Transphormatië, waarbij tevens
Eluiponkin-watermilities ter zee werden geïsoleerd die begonnen waren de
eilanden ten noorden van Wäschetonne te terroriseren, waaronder het Malafidische
eiland Isola Decima. De naburige eilanden Turor, Ranui en het Blauwe Eiland
zijn in verband hiermee preventief ingenomen door de Malarina Militare
met troepen uit de Boog en knalschutters van veldheer Tang-Pharken. Ook richtte
de Malarina Militare zich samen met Cartaanse schepen op een blokkade die de
zeemilities voor de goede havenstad Arkoscita hadden gelegd. "De grenzeloze
brutaliteit! Bestrijden zullen wij allen die handel en kansen frustreren",
aldus Soros.
"Moge de Lari met ons zijn, met het gappitalisme
en fascinisme, met ons Midden-Onkas, met onze vredesgenoten en met onze mooie
stad!" zo eindigde Soros zijn toespraak, waarop donderend applaus volgde.
Behalve uw verslaggever waren er blijkbaar nog veel meer Larilieden in de zaal,
maar daarover kunnen wij verder geen mededelingen doen.
Tâli
Bin Lâden
onvindbaar maar in contact met Rûb Al Khâli
Tâli Bin Lâden is een succesvol omitisch leider van de bevrijdingsbeweging
Nag'Ma Free in het verscheurde land Nag'Ma Hyi. Hij hielp de boeren van
de stad Khûtab hun khûtabvelden te ontdoen van Mariannische
soldaten die ontzet het hardlooppad kozen voor zo ver ze dat nog konden. Bin
Lâden heeft daarna contact gezocht met mollâh Amor, omitisch lord
de guerre en gesluierd vrouwenjager in de stad Mhâ Whûllâ.
Mollâh Amor zou vertegenwoordiger ter plaatse zijn van omâm Rûb
Al Khâli, die tot een Dji-Haat heeft opgeroepen, een heilige oorlog
om alle vijanden van Nag'Ma Hyi uit het land te verdrijven, "eruit te fruiten"
zoals de vrijheidsstrijders zeggen. En de boeren bij Khûtab hadden dat
heel letterlijk genomen: een aantal Mariannische soldaten werd in de vlammen
geworpen van de khutabvelden die zij zelf hadden aangestoken. De vrijheidsstrijders
stonden versteld van de stank van de UI die nog in de magen van de brandende
soldaten zat, maar mollâh Amor zelf zou vol trots gezegd hebben zijn stad
in het kader van de Dji-Haat "schoongefroten" te hebben.
Doel van de ontmoeting van Bin Lâden en de mollâh zou zijn geweest
de krachten te bundelen voor de vrijheid van Nag'Ma Hyi, onder andere door het
opleiden van TaliBOM-strijdgroepen. Plaats van de ontmoeting zou zijn
geweest de half vernielde basilUIk van de stad Mhâ Whûllâ,
nu omgebouwd tot Omietenklooster, maar daarover kunnen wij gezien de versluierde
manier van optreden van Bin Lâden weinig mededelingen doen.
Gigaschip wordt kweekvijver
Het onfortuinlijke
schip de Teutanic, dat vastligt voor de kust van de Mariannische havenstad Pason,
blijkt weer bevolkt te zijn. Het volkje op het schip heeft op het enorme dek
plaxiglas gespannen dat wind tegenhoudt maar zonlicht doorlaat. Vanaf de kust
is met een scherp oog te zien hoe daaronder steeds meer groen groeit, en dat
een toenemend aantal kleine boten aan- en afmeert langs de lange boorden van
het schip. Over wat zich binnen afspeelt kunnen wij slechts mededelen welke
geruchten erover gaan, maar opvallend is de khûtab van uitzonderlijk hoge
kwaliteit die tegenwoordig in achterkamertjes van de huizen achter de achtersteegjes
in de achterbuurten van Pason verkrijgbaar is. De overheid, ook niet achterlijk,
zou het echter gedogen omdat de khûtab een weliswaar verslavend doch goedwerkend
middel is tegen de Gribusziekte die het achterland nog altijd teistert. Burgemeester
Bau van Pason, afkomstig uit een achterbuurt van de Zjiriwockse
stad Kotziek en dus kenner van armoede als geen ander, spreekt vol trots over
de behaalde resultaten bij gribuspatiënten. Elders in Marianne
spreekt men van "Baufraude" en van een schande en vermoedt men betrokkenheid
van Tâli Bin Lâden, Malafidische godfathers en vogeltjes-moordenaars,
de Lomanische anti-Mariannische beweging en zelfs internationale haatgroepen
tegen UI, maar de burgemeester wil van dit alles niets weten. "Wij verbeteren
onze patiënten, en laat de rest van het land dat ook maar eens doen",
zegt hij. En dat is toch heel Zjiriwocks uitgedrukt.